Algemene voorwaarden
Artikel 1 - Naam en zetel
1. De naam van de stichting is: Stichting Ti-Ru.
2. De stichting is gevestigd in Delfzijl.
Artikel 2 - Doel
1. De stichting heeft als doel: ondersteuning geven en bieden aan De Molukken i.v.m. de natuurrampen op De Molukken en het verrichten van al wat hiermee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan - zijn. Tot dit doel behoort niet het doen van uitkeringen aan de oprichter of aan hen die deel uitmaken van organen van de stichting. De Molukken is een eilandengroep in het oosten van de Indische Archipel, gelegen tussen Celebes, de Filipijnen, Nieuw-Guinea en Timor. De Molukken behoren geografisch tot Melanesië, maar politiek tot Indonesië.
2. De stichting heeft geen winstoogmerk.
3. De stichting beoogt het algemeen nut.
4. De stichting probeert haar doel onder meer te bereiken door het organiseren van een benefiet.
Artikel 3 - Bestuur: samenstelling, benoeming, beloning, ontslag
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit drie of meer natuurlijke personen. Het bestuur stelt het aantal bestuurders vast. Een niet-voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden. Het bestuur kan uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aanwijzen. Eén bestuurder kan meer van deze functies vervullen.
2. De bestuurders worden benoemd door het bestuur. ln vacatures wordt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen drie maanden na het ontstaan ervan, voorzien.
3. Iedere bestuurder moet voldoen aan de volgende vereisten:
a. een bestuurder is een natuurlijk persoon;
b. een bestuurder heeft het vrije beheer over zijn vermogen. Ten
hoogste de helft van het aantal bestuurders mag met een andere bestuurder een familieband hebben. Onder familieband wordt verstaan bloed- of aanverwantschap tot en met de vierde graad en de hoedanigheid van echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel.
4. Bestuurders worden benoemd voor onbepaalde tijd.
5. Alle bestuurders kunnen een vergoeding krijgen van de kosten die zij redelijkerwijs hebben gemaakt in de uitoefening van hun functie. De bestuurders ontvangen geen beloning voor hun werkzaamheden.
6. Een bestuurder verliest zijn functie:
a. door zijn overlijden;
b. door zijn faillissement, door het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of doordat hij surseance van betaling verkrijgt;
c. door zijn ondercuratelestelling of de onderbewindstelling van zijn gehele vermogen;
d. door zijn vrijwillig aftreden;
e. door zijn ontslag door de rechtbank;
f. door zijn ontslag gegeven door de gezamenlijke overige bestuurders, ten minste twee in getal.
Artikel 4 - Bestuur: bijeenroeping, vergaderingen, besluitvorming
1. iedere bestuurder is bevoegd een vergadering van het bestuur bijeen te roepen.
2. De bijeenroeping van de vergadering van het bestuur vindt schriftelijk plaats. Bij deze bijeenroeping wordt opgegeven op welke dag de vergadering plaatsvindt, wat het aanvangstijdstip van de vergadering is en welke onderwerpen worden behandeld (agenda). De bijeenroeping vindt plaats met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen, de dag van bijeenroeping en die van de vergadering niet meegerekend. De bestuurder die voor dit doel een adres aan de stichting bekend heeft gemaakt, kan tot de vergaderingen van het bestuur worden opgeroepen door een langs -elektronische weg aan dat adres toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht.
3. De vergaderingen van het bestuur worden gehouden op de plaats te bepalen door degene die de vergadering bijeenroept.
4. Als wordt gehandeld in strijd met enige bepaling van de twee vorige leden kan het bestuur niettemin rechtsgeldige besluiten nemen als alle bestuurders in de --vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
5. Een bestuurder kan aan een andere bestuurder schriftelijk volmacht verlenen om - zich in de vergadering te laten vertegenwoordigen. Een elektronisch vastgelegde - volmacht geldt als een schriftelijke volmacht. Een bestuurder kan niet meer dan één medebestuurder in de vergadering vertegenwoordigen.
6. In de vergaderingen van het bestuur heeft iedere bestuurder één stem. Voor zover in deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven, worden de besluiten door het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Bij staking van stemmen over zaken is het voorstel verworpen. Staken de stemmen bij een stemming over de benoeming van personen, dan beslist het lot.
Artikel 5 - Bestuur: leiding van de vergaderingen, notulen, besluitvorming buiten - vergadering
1. De voorzitter leidt de vergaderingen van het bestuur. Bij zijn afwezigheid voorziet de vergadering zelf in haar leiding.
2. De voorzitter van de vergadering bepaalt de wijze waarop de stemmingen in de - vergaderingen worden gehouden.
3. Het in de vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter van de vergadering over de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, als de meerderheid van de vergadering of, als de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk plaatsvond, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
4. Van het verhandelde in de vergaderingen van het bestuur worden notulen gehouden door de daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon. De notulen worden nadat zij zijn vastgesteld door de voorzitter en de notulist van de vergadering ondertekend.
5. Het bestuur kan ook op andere wijze dan in een vergadering besluiten nemen, als alle bestuurders schriftelijk hun stem uitbrengen. Een besluit is dan genomen als - alle bestuurders zich vóór het voorstel hebben verklaard. Onder een schriftelijke verklaring wordt mede begrepen een langs elektronische - weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht, aan het adres dat het bestuur voor dit doel heeft vastgesteld en aan alle bestuurders bekend heeft gemaakt.
Artikel 6 - Bestuur: taken en bevoegdheden
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. ledere bestuurder is tegenover de stichting verplicht tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles met betrekking tot de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat op ieder moment de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend. Het bestuur is verplicht de bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.
2. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen en ook niet tot het - aangaan van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.
3. Erfstellingen mogen alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving worden - aanvaard.
Artikel 7 - Bestuur: vertegenwoordiging
1. Tot vertegenwoordiging van de stichting zijn bevoegd: het gehele bestuur samen; twee gezamenlijk handelende bestuurders, van wie ten minste één moet zijn de voorzitter, de secretaris of de penningmeester. Een individuele bestuurder kan de stichting niet vertegenwoordigen, tenzij het - bestuur uit één bestuurder bestaat.
2. De in het vorige lid van dit artikel opgenomen bevoegdheid van het bestuur en - bestuurders tot vertegenwoordiging van de stichting bestaat ook als tussen de stichting en een of meer bestuurders een tegenstrijdig belang bestaat.
3. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van incidentele dan wel doorlopende volmacht aan een of meer bestuurders en/of aan anderen, zowel samen als afzonderlijk, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
Artikel 8 -Boekjaar; verslaggeving
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar - de balans en de staat van baten en lasten van de stichting op te maken en op papier te stellen. De penningmeester zendt deze stukken vóór het einde van de in de voorgaande zin bedoelde termijn aan alle bestuurders. Het bestuur maakt een jaarrekening en een bestuursverslag op als bedoeld in -artikel 2:300 Burgerlijk Wetboek als dat op grond van de wet verplicht is. In dat - geval legt het bestuur een exemplaar daarvan voor het bestuur ter inzage op het - kantoor van de stichting met de op grond van de wet toe te voegen gegevens.
3. Het bestuur kan, voordat tot de vaststelling van de balans en de staat van baten - en lasten wordt overgegaan, deze stukken laten onderzoeken door een door hem - aan te wijzen accountant als bedoeld in artikel 2:393 lid 1 Burgerlijk Wetboek. Deze accountant brengt over zijn onderzoek verslag uit aan het bestuur. Hij geeft - de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring over de getrouwheid van de stukken.
4. De balans en de staat van baten en lasten van de stichting of de jaarrekening -wordt vastgesteld door het bestuur binnen een maand na het opmaken van de - stukken als bedoeld in lid 2. De vastgestelde stukken worden ondertekend door alle bestuurders. Als een -handtekening van een van hen ontbreekt wordt de reden daarvan op de stukken - vermeld.
5. De in lid 2 vermelde termijn kan door het bestuur worden verlengd met ten hoogste vier maanden op grond van bijzondere omstandigheden.
Artikel 9 -Reglementen
1. Het bestuur kan een of meer reglementen vaststellen. In een reglement worden - regels of nadere regels opgenomen, die het bestuur nodig acht voor de uitvoering van zijn taak. Een reglement mag nooit in strijd zijn met de statuten of de wet.Het bestuur kan elk door hem gemaakt reglement wijzigen en ook intrekken.
2. Een reglement wordt schriftelijk vastgelegd met vermelding van de dag waarop - het van kracht wordt. Deze datum kan niet zijn gelegen vóór de datum waarop het besluit werd genomen.
Artikel 10 -Statutenwijziging
1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.
2. Het besluit tot statutenwijziging kan slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn. ls in de vergadering waarin een besluit tot statutenwijziging aan de orde is het vereiste aantal bestuurders niet aanwezig of vertegenwoordigd, dan kan na die vergadering een nieuwe vergadering worden bijeengeroepen, te houden niet eerder dan drie en niet later dan zes weken na de eerste vergadering. In de nieuwe vergadering kan het besluit tot statutenwijziging worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders.
3. Als een voorstel tot wijziging van de statuten wordt gedaan, moet dat bij de -oproeping tot de betreffende vergadering, worden vermeld. De woordelijke tekst - van de voorgestelde wijziging moet bij die oproeping worden gevoegd. De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval ten minste twee weken.
4. Een statutenwijziging treedt in werking op het door het bestuur bepaalde tijdstip, maar niet eerder dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Iedere bestuurder is bevoegd deze akte te laten verlijden. Het bestuur kan een of meer bestuurders en/of anderen, zowel gezamenlijk als afzonderlijk, machtigen de akte van statutenwijziging te laten verlijden.
Artikel 11 - Fusie; splitsing; omzetting
Op een besluit van het bestuur tot fusie of splitsing in de zin van titel 7 van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en op een besluit van het bestuur tot omzetting van de stichting in een andere rechtsvorm overeenkomstig artikel 2:18 Burgerlijk Wetboek, is het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 van het vorige artikel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, onverminderd de eisen van de wet.
Artikel 12 - Ontbinding en vereffening
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het besluit tot ontbinding is het bepaalde in artikel 10, leden 2 en 3 zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
2. Het bestuur stelt bij zijn besluit tot ontbinding de bestemming vast van een eventueel batig saldo. Deze bestemming moet zo veel mogelijk in overeenstemming zijn met het doel van de stichting. Indien de stichting ten tijde van de ontbinding is aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling, dient het batig saldo te worden besteed ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling met een soortgelijke doelstelling.
3. Het bestuur is belast met de vereffening van het vermogen van de stichting, voor - zover bij het ontbindingsbesluit geen andere vereffenaar(s) is (zijn) aangewezen.